Over macht en onmacht

Toen ik vanochtend mijn lokale krant, de Gelderlander, opensloeg werd ik getroffen door het bericht (na andere berichten deze week) over de troepen, onze jongens, in Uruzghan. We leven ons leven, dag in dag uit. Dit soort berichten laat je weten dat er meer is dat zich afspeelt. Nu ik hier zit, na een rustige zaterdag, de kinderen in bed, midsomer murders op de tele, realiseer ik me des te meer, dat daar in hoogspanning een aantal Nederlanders een deel van hun leven doorbrengen. Het zijn er geen 300.000 zoals de Amerikanen in Irak, maar hun leven en dat van hun familie wordt op dezelfde manier overhoop gegooid. Ze lopen door de bergen, niet wetende of er die tocht een moment komt dat de kogels rond hun hoofd zullen vliegen.

Natuurlijk heeft het ook een andere kant: kameraadschap, spanning, avontuur, maar ik vraag me of dat afweegt tegen de eerder genoemde zaken.

Dit staat los van de politieke discussie over wat de beste oplossing is voor het genoemde probleem. Eigenlijk is dat in dit geval niet relevant. Of het moet de discussie zijn dat we over de hoofden van militairen heen, die niet anders dan hun taak kunnen vervullen, strategische conflicten proberen te beslechten. In mijn ogen zonder dat andere relevantere aanpakken zijn uitgeprobeerd.

De recente ontwikkelingen in Pakistan hebben weer eens bewezen hoe eenvoudig het steunen van bepaalde groepen en personen zich tegen je kan keren. Wordt Musharaf de nieuwe Saddam Hoessein?

Laten we hopen dat de geschiedenis zich niet herhaald en de internationale gemeenschap lering trekt uit het verleden. Erover schrijven lijkt soms de enige mogelijkheid om iets te doen met de onmacht die je voelt.